Tien woorden om vrijheid te geven
In Exodus 20 (en Deuteronomium 5) vind je het gedeelte dat vaak ‘de tien geboden’ werd genoemd. Mozes ontvangt op de berg twee stenen tabletten waarop de tien woorden staan. In de volksmond – en ook wel in de kerk - zijn ze de tien geboden gaan heten. We hebben ze namelijk altijd opgevat als geboden en verboden, wat je allemaal niet mag. En vaak wat vooral een ànder niet mag. En dat is een heel rijtje: geen andere goden dienen, geen beelden van goden maken, niet vloeken, niet moorden, de sabbat houden, eerbied hebben voor je vader en moeder, niet moorden, geen overspel plegen, niet stelen, geen vals getuigenis over een ander spreken en niet begeren.
En toch heb je dan niet helemaal door waar de tien woorden over gaan. Het punt is namelijk dat er in de oorspronkelijke taal (het Hebreeuws) hier helemaal geen gebiedende wijs wordt gebruikt. Er staan dus geen bevelen die wij in het Nederlands kennen: je moet dit en je mag dat niet. Alleen bij het eren van je ouders staat een gebiedende wijs. Je ouders eren moet je dus sowieso doen, aldus de schrijver. En dat is over het algemeen natuurlijk ook heel verstandig. Maar bij de andere negen ‘geboden’ staat helemaal geen gebiedende wijs. Dat zijn dus geen bevelen. Letterlijk vertaald staat er gewoon: jij moordt niet, jij pleegt geen overspel, jij steelt niet, jij spreekt geen vals getuigenis over een ander en je begeert niets en niemand. In plaats van bevelen zijn het eigenlijk constateringen. Waarom staat dat er zo?
Daarvoor moeten we kijken naar het eerste vers. Daar is God aan het woord. Hij laat zich kennen als de God die jou heeft bevrijd: “Ik ben de HEER, je God, die je uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd.” Die zin ligt onder alle andere verzen die volgen en daarom zijn dat geen bevelen, maar constateringen. Zo van: omdat ik jou bevrijd heb uit Egypte, laat jij ook anderen vrij. Jij bent bevrijd, dus daarom vermoord je niemand, daarom spreek je geen valse getuigenis over anderen, daarom steel je niet, daarom ga je niet vreemd, enzovoort.
Het zijn dus tien woorden van vrijheid. Nu is vrijheid in onze cultuur geworden tot een recht dat je hebt. Dat je vrijheid van meningsuiting hebt is uiteraard prachtig. Maar we gaan vaak een stap verder en zeggen dan dat je de vrijheid hebt om alles te zeggen wat je zeggen wilt, dat je zelfs de vrijheid hebt om anderen te kwetsen. Dat is het tegenovergestelde van wat de tien woorden bedoelen. De tien woorden zijn bedoeld om te voorkomen dat anderen onvrij worden. Jij bent bevrijd uit Egypte en daarom moet jij er voor zorgen dat jij met jouw gedrag of met jouw woorden anderen niet onvrij maakt en dat je door op hen af te geven geen slaven van hen maakt. Dat betekent dat vrijheid niet zozeer een recht is dat je hebt, maar een plicht. Een plicht voor ons allen in dit dorp, in dit land en in deze wereld. Vrijheid is een plicht om ervoor te zorgen dat anderen zich door jouw gedrag of jouw woorden niet onvrij gaan voelen. Dat is de essentie van die tien woorden uit Exodus 20 en dat heeft God de HEER op de berg op de twee stenen tabletten aan Mozes mee willen geven. Laten we dus opletten of onze woorden of ons gedrag anderen niet onvrij maken.
Aart Veldhuizen